Inleiding

Wildwater varen is een activiteit in de natuur, waarbij de omstandigheden door sterk wisselende weersomstandigheden, zoals wind en regen, in zwaarte grote verschillen kunnen geven op zelfde locatie. De tochten worden gevaren op een rivier met een bekende moeilijkheidsgraad. Er moet rekening mee gehouden worden dat het water zeer koud is en dat er een kans aanwezig is dat de vaarder omslaat. De leiding geeft zo goed mogelijk aan wat de momentane situatie is. Bij deelname aan door anderen georganiseerde tochten, wordt de informatie door deze organisatie verstrekt.
Iedere groep en individuele deelnemer moet zich bewust zijn van de risico’s. Deelnemers nemen deel op basis van de verstrekte informatie, op eigen risico, met eigen, of mogelijk geleende, uitrusting. Op basis van ervaring van de deelnemers en moeilijkheidsgraad, wordt de groep ingedeeld. In twijfelgevallen beslist de leider, doorgaans voorvaarder, over deelname aan de tocht.

Uitrusting

Kano soorten
WW kajak met spatzeil en drijfvermogen of canadees geschikt voor WW met drijfvermogen en paddel. Open canadezen hebben een beperktere gebruiksmogelijkheid en kunnen dus niet in alle gevallen meevaren.
Onder de laatste generatie kajaks bevinden zich ook veel kortere en lichtere kajaks genaamd rodeo of freestyle kajaks, hierbij moet de vaarder voldoende boot ervaring hebben en niet boven het voor de boot aangegeven gewicht komen.

Persoonlijke uitrusting

Kleding wetsuit (voorkeur), zwemvest en kano-helm. Alleen op licht stromend water, waarbij de kans op omslaan zeer beperkt is, kan worden voorzien in gewone kleding met reserve kleding in waterdichte zak. Extra materiaal en lunch in waterdichte zak.
Hulpmaterialen per groep: telefoon, een werplijn, deelbare reserve peddel, EHBO materiaal.( zo mogelijk)

Planning

Vooraf wordt de rij-route naar het instappunt aangegeven, ook als in konvooi gereden wordt. Na het afladen van kano’s en alle benodigde uitrusting deze op aanwezigheid per kano zorgvuldig controleren. De droge kleren voor het eindpunt moeten nu in auto’s voor het eindpunt zitten. Vervolgens de autos verplaatsen naar het eindpunt met een, indien mogelijk, niet varende chauffeur voor de terugrit. Als er voldoende niet varende chauffeurs zijn kan het op en neer rijden geheel vermeden worden.

Wildwater indeling

  • WW1 Gemakkelijk.
    Regelmatige stroming met regelmatige golven. Kleine stroomversnellingen. Eenvoudige hindernissen.
  • WW2 Middelmatig moeilijk.
    Vrije doorvaarten. Onregelmatige stroming met onregelmatige golven. Middelmatige stroomversnellingen. Zwakke walsen, keerwater en draaikolken. Eenvoudige hindernissen in de stroming. Weinig verval.
  • WW3 moeilijk.
    Onoverzichtelijke doorvaarten. Hoge, onregelmatige golven. Grotere stroomversnellingen. Walsen, keerwater en draaikolken. Enkele verblokte passages. Verval. Veel voorkomende hindernissen in de stroming.
  • WW3-6 Nog moeilijker.
    Wordt niet in Peddelpraatverband gevaren.

Groepsindeling

Iedere groep wordt voorafgegaan door een voorvaarder, doorgaans meest ervaren vaarder welke de verkenning uitvoert. De achter vaarder wordt eveneens vast bepaald. Indien er sprake is van meerdere onervaren vaarders wordt de volgorde van de groep afgesproken zodat ervaren vaarders gemengd in de groep varen voor eventuele hulp. Groepen vaarders zijn niet groter dan 8-10 vaarders. Op smal, snelstromend en bochtig water moet de groep niet te groot zijn om voldoende contact te kunnen houden met elkaar. Bij meerdere groepen wordt naast indeling van leiding en voldoende ervaring per groep, ook geselecteerd op doorvaren of extra oefenen (spelen) in stuwen of versnellingen. De snelste groep vertrekt het eerst zodat voorbij varen wordt vermeden.

Trajectverkenning

Trajectverkenning wordt toegepast door de voorvaarder. Deze geeft aanwijzingen aan de vaarders voor de kiezen doorvaart. Bij een moeilijke doorvaart gaat een ervaren vaarder eerst; zo nodig wordt de volgorde aangewezen.

Tijdens de tocht

Iedereen moet voortdurend verdacht zijn op problemen bij een mede tochtgenoot(vastvaren op bodem of in takken, omslaan). Bij het roepen “stoppen” gaat iedereen het eerste de beste keerwater in. Ervaren vaarders helpen indien nodig, terwijl de overige deelnemers in een keerwater blijven.
Wordt met een groep in een stuw of versnelling geoefend (spelen), dan blijven zij die er niet aan deelnemen in een veilig keerwater. De groepsleider let op het welzijn van de hele groep; onderkoeling etc.
Doorgaans wordt er gedurende de tocht een pauze gehouden. Dit kan een afgesproken plaats zijn waar ook een walploeg aanwezig is.

Einde van de tocht

Bij het uitstappunt na het verkleden, vóór vertrek controleren of alle materiaal en personen een plek hebben. Door het gebruik van minder auto’s kan dit wel eens krapper zijn.

Opsteller: N.J. van Gijn (veiligheid verantwoordelijke)