Visie van het bestuur van de Stichting PeddelPraat

Vanaf het allereerste begin van de Stichting PeddelPraat in 1975 heeft de veiligheid van de deelnemers aan door PeddelPraat georganiseerde kanotochten voorop gestaan. Hoewel kanovaren op zich weinig risico's meebrengt - ervan uitgaande dat kanoers kunnen zwemmen en zich na omslaan kunnen redden - vroegen nieuwe vormen van kanosport zoals wildwater varen en zeekanoen om specifieke veiligheidsmaatregelen. Die maatregelen werden in de praktijk verder ontwikkeld en verfijnd, waarbij PeddelPraat nauw samenwerkte met de Nederlandse Kano Bond en buitenlandse trainers en zeekanoscholen. Zo zijn uiteindelijk internationaal erkende gedragsregels ontstaan voor wildwater varen en zeekanoen, die nu in praktijk gebracht worden en hun nut bewezen hebben. Risicopreventie en beperking van de gevolgen van mogelijke ongevallen of incidenten staan voorop bij PeddelPraattochten, die q.q. geen wedstrijdelement bevatten of anderszins competitie- of recordgericht zijn en dus geen risicovol gedrag uitlokken.
Hoewel PeddelPraat grotendeels met vrijwilligers werkt heeft de binnen PeddelPraat ontwikkelde veiligheidsvisie - mede door gebruik te maken van ervaringen uit andere sporten als de duiksport - een professionele aanpak bewerkstelligd, die er mede voor gezorgd heeft dat tot nu toe geen ernstige ongevallen of letselschades zijn opgetreden bij door deze stichting georganiseerde tochten.
Recente wijzigingen in de arbo-regelgeving en in de aansprakelijkheid van besturen maken een bewustere toepassing en actievere communicatie van de aanpak zoals die in de praktijk al bestond nu eens te meer noodzakelijk.
Voorkoming van incidenten en letsel of schades blijft bij PeddelPraat voorop staan.

De bij PeddelPraat toegepaste risicofilosofie bevat de volgende elementen:

  1. risicoanalyse van tochten en activiteiten
  2. bepaling van preventieve en curatieve maatregelen
  3. training en opleiding van tochtleiders en -begeleiders
  4. training van en informatie aan kanovaarders en deelnemers
  5. bewustmaking en informatie aan kanovaarders/deelnemers over risico's en milieueffecten bij nevenactiviteiten zoals kamperen, kampvuren, kanotransport
  6. toepassing veiligheidsregels bij voorbereiding/uitvoering van tochten en activiteiten
  7. melding, registratie en evaluatie van incidenten; regelmatige evaluatie van de toepassing van de veiligheidsregels
  8. zo nodig sanctioneren van deelnemers en/of tochtleiders bij inbreuken op de regels.
De veiligheidsmaatregelen en -eisen staan beschreven in:
  • de PeddelPraat-richtlijnen voor tochtleiders en tochtbegeleiders,
  • in de risico-inventarisaties van de specifieke commissies per activiteitengebied,
  • in de NKB-richtlijnen voor specifieke activiteiten zoals de kajakreddingstest
  • en in nationale en internationale kano-trainingsrichtlijnen en -opleidingseisen van bijv. de BCU - voor zover in Nederland van toepassing.

Deze eisen zijn, tenzij anders bepaald, ook bij PeddelPraattochten van toepassing, en worden regelmatig aangepast aan nieuwe ontwikkelingen zoals op het gebied van communicatie- en navigatiemiddelen.
In de komende nummers worden de geldende veiligheidsregels, die voortaan ook op de website van PeddelPraat te vinden zijn, verder toegelicht.

Analyse van de risico's bij het varen op zee en groot water en de maatregelen die genomen moeten worden om die risico's zoveel mogelijk te beperken.

Risicopreventie bij zeevaren ['wad en kust"] en lange afstandvaren bij PeddelPraat

Bij deelname aan door PeddelPraat georganiseerde tochten op zee of grote rivieren en andere vormen van grootwater blijven de risico's doorgaans beperkt doordat alle tochten gevaren worden onder leiding van ervaren tochtleiders en begeleiders, mits de voor elke tocht geldende veiligheidsregels nageleefd worden.
Vaste regel is dat er groepsgewijs gevaren wordt en dat de groep bij elkaar blijft, zodat in geval van een calamiteit er altijd hulp bij de hand is. Vanzelfsprekend uitgangspunt is dat elke deelnemer kan zwemmen; deze eis wordt niet verder herhaald.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen tochten voor beginners en voor gevorderden. Beginners [op zee] zijn ervaren kanoers maar zonder grootwaterervaring, gevorderden zijn kanovaarders op het niveau "zeevaardigheid". De tochten voor beginners worden gehouden op relatief beschut groot water, de tochten voor gevorderden worden op meer open wateren gevaren.
Voor de tochten voor gevorderden dienen de deelnemers te beschikken over vaardigheden op het niveau zeevaardigheid. Dat houdt in dat ze beschikken over de nodige theoretische kennis en praktische vaardigheid en ervaring in het varen op groot open water met stevige golfslag onder uiteenlopende omstandigheden. Daaronder vallen zelfreddingtechnieken en geoefendheid in het hulp kunnen bieden bij reddingen.
Bij slecht weer en bij wind(verwachtingen) vanaf windkracht Bft.6 worden geen tochten gevaren c.q. worden tochten afgelast.

Bij het organiseren en begeleiden van tochten dient met de volgende risico's rekening gehouden te worden:

Onderkoeling/verdrinking

Onderkoeling kan ontstaan door nat worden als gevolg van regen, spatwater of omslaan in koud water en/of daarop volgende blootstelling aan (harde) wind [NB. de chill-factor!], mede als gevolg van onvoldoende thermische isolatie/kleding. Hoewel kanoers moeten kunnen zwemmen, kan verdrinking dreigen in geval van onderkoeling en bij ontbreken van reddingmiddelen met voldoende drijfvermogen of bij bewusteloos raken als gevolg van water binnenkrijgen of hoofdletsel.
Maatregelen: bij planning en begin van een tocht wordt aan de deelnemers duidelijk gemaakt om wat voor water en risico's het gaat en welke preventieve maatregelen genomen moeten worden. Als basis geldt steeds de - voor elke tocht vast te stellen - minimaal vereiste mate van zeevaardigheid en geoefendheid, waardoor met name omslaan in moeilijke situaties wordt voorkomen. Daarnaast dient steeds zodanig isolerende vaarkleding gedragen te worden dat bij harde wind, bij slecht en nat weer en bij langduriger verblijf in het water geen onderkoeling kan optreden. Verder moet steeds droge en warme reservekleding meegenomen worden en voldoende (warm) drinken en eten.
Ook al kan elke kanoer zwemmen, op groot water moet een zwemvest met voldoende drijfvermogen gedragen worden. Op water en in situaties waar gevaar voor bewusteloos raken t.g.v. hoofdletsel dreigt, zoals brandingvaren, dient een kanohelm gedragen te worden.

Oververhitting

Oververhitting kan optreden bij extreem warm weer en felle zon [ook op koud water] en als geen passende kleding gedragen wordt. Door oververhitting kan duizeligheid en gebrek aan kracht ontstaan waardoor voortzetting van een tocht onmogelijk wordt.
Maatregelen: ook bij warm weer dient passende (lichte) kleding gedragen te worden, dient een voldoende zonwerend hoofddeksel gedragen te worden, en eventueel een zonnebril; met zonnebrandmiddelen dient verbranding te worden voorkomen.

Blessures

Blessures, zoals een verrekte spier, schouder uit de kom of kraakpols, ontstaan door overbelasting of verkeerde bewegingen tijdens het varen en surfen, het in- of uitstappen, het tillen van beladen kano's of tijdens verblijf op het land [met name bergwandelen].
Maatregelen: behalve de benodigde waakzaamheid tegen overbelasting van de zwaarst belaste lichaamsdelen als polsen en rug door de vaarders zelf, dient de tochtleiding over voldoende middelen te beschikken om eenvoudige blessures te verhelpen. Een standaard EHBO-set [als in het verkeer aanbevolen] dient bij elke tocht meegenomen te worden. Verder dient bij de planning bedacht te worden op welke wijze voor vervoer naar startpunt en/of huis gezorgd kan worden. Elke tochtleiding dient over sleepmateriaal te beschikken om een geblesseerde die niet zelf meer kan peddelen naar een gemakkelijk bereikbare plaats te kunnen meenemen.

Weersverslechtering

Door weersverslechtering, met name toename van de windsnelheid, zware regen, mist, en onweer, kunnen de omstandigheden en voorwaarden voor een veilige uitvoering van een tocht zodanig verslechteren dat risico's voor de deelnemers ontstaan. Die risico's bestaan uit het niet halen van de bestemming, verdwalen, omslaan, onderkoeling of blessures.
Maatregelen: de tochtleider(s) dienen zich van te voren op de hoogte te stellen van de weersverwachting gedurende de gehele tocht en communiceren eventuele bijzonderheden voor de aanvang van de tocht aan de deelnemers. Tijdens een tocht worden de weersveranderingen in de gaten gehouden met radio, barometer e.d. Bij gevaarlijke weersomstandigheden zoals windkracht vanaf Bft. 6 wordt een tocht afgelast. Bij onweer dient zo snel mogelijk een veilige plek om te schuilen te worden opgezocht. Bij toenemende wind wordt, afhankelijk van het niveau van de groep, beoordeeld of de tocht moet worden afgebroken of voortgezet.

Zelfoverschatting

Zelfoverschatting van eigen kunnen door een deelnemer kan ertoe leiden dat zelfstandig verder varen door uitputting, omslaan e.d. niet langer mogelijk is en dat de deelnemer door de tochtleiding of andere deelnemers geholpen moet worden [ondersteunen, slepen etc.]. Overschatting kan ontstaan indien er geen check gedaan wordt van niveau en kano-ervaring van een [nieuwe] deelnemer en als er onvoldoende informatie verstrekt wordt over de condities en moeilijkheidsgraad van een tocht.
Maatregelen: voorafgaand aan en bij het begin van een tocht wordt informatie gegeven over de lengte en zwaarte van de tocht, zodat deelnemers weten wat hen te wachten staat en aan welke conditionele eisen voldaan moet worden. Kano's op groot water moeten voorzien zijn van een sleeplijn. Daarnaast moeten de tochtleiders tijdens de tocht de deelnemers in de gaten houden, zodat eventuele problemen tijdig gesignaleerd worden. De deelnemers dienen zich terdege rekenschap te geven van de zwaarte van een tocht en blijven voor hun eigen conditie, uitrusting en capaciteiten verantwoordelijk.

Scheepvaart

Op groot water is een kano slecht zichtbaar en kan makkelijk overvaren worden, vooral bij slecht zicht, ongeacht de voorrangsregels. Als zwakste partij kan de kanoer niet op de voorrangsregels vertrouwen, te meer daar vaststaat dat vanaf grote schepen onvoldoende uitgekeken wordt naar kleinere vaartuigen, die mogelijk niet op de radar te zien zijn. Daarnaast moet op de grote rivieren rekening gehouden worden met de geringe manoeuvreerbaarheid van grotere schepen en duwbakken en met de grote dode hoeken waarin kano's niet te zien zijn.
Maatregelen: bij slecht zicht zoals mist en zware regen moet een tocht op groot water met scheepvaart afgelast of uitgesteld worden. Vergroten van de zichtbaarheid van een kano en vaarder is belangrijk, met name door gebruik van felgekleurde [oranje/geel/wit/rood] kleding en uitrusting. Met het oog op plotseling opkomende mist is het aan te bevelen in een groep ten minste een radarreflector aanwezig te hebben. Op grote rivieren en kanalen dient consequent rechts gehouden te worden en dient de groep uit de vaargeul te blijven en zoveel mogelijk langs de kant te varen. Verder moet wat betreft voorrangsregels uiteraard het vaarreglement bekend zijn en nageleefd worden.

Aanvaringen

In het bijzonder bij brandingvaren en zeevaren op ruw water bestaat het risico van aanvaring met andere deelnemers, doordat een deelnemer de controle over zijn/haar kano verliest. Dat kan met name gebeuren tijdens het surfen, wat gevaar voor (inwendig) letsel meebrengt. Ook kan bij het brandingvaren gevaar voor badgasten en zwemmers ontstaan als een kanoer met grote vaart een golf afsurft.
Maatregelen: van belang is voldoende afstand houden tot andere deelnemers en zwemmers. Bij brandingvaren moeten zeewaarts varenden afstand houden tot de plek waar surfers richting strand varen [via eenrichtingverkeer]. Bij dreigende botsing moeten beide deelnemers omslaan en zo vaart remmen. Ook moet voorkomen worden dat surfers in hun eentje in zee gaan: om elkaar snel hulp te kunnen bieden dient bij voorkeur in groepjes gesurft te worden.

Hoofdregel

Buiten bovengenoemde specifieke risico's blijft de algemene verantwoordelijkheid van elke deelnemer voorop staan om alle zorgvuldigheid en voorzichtigheid in acht te nemen bij deelname aan een tocht en om op de hoogte te zijn van de door PeddelPraat gehanteerde vaarregels en algemeen geldende vaarreglementen en deze toe te passen. Een kanoer mag zichzelf of andere watersporters of vaartuigen niet onnodig hinderen of in gevaar brengen.

PeddelPraat gaat ervan uit dat elke deelnemer aan een PP-tocht zelf zorgdraagt voor het in orde zijn van kano en uitrusting en een goed beeld heeft van eigen capaciteiten en ervaringsniveau. Voor tochtleiders en begeleiders gelden de regels uit het "Handboek Tochtleider", dat alle tochtleiders en begeleiders ontvangen wanneer ze deel gaan uitmaken van een van de PP-commissies.

Elke commissie heeft specifieke regels opgesteld voor het soort water en tochten waar die commissie over gaat, en zorgt dat die kenbaar zijn voor elke deelnemer, met naar bevind van zaken per tocht concrete aanwijzingen voor de deelnemers. Deelnemers aan PP-tochten moeten die aanwijzingen te allen tijde opvolgen; negeren van de aanwijzingen kan leiden tot uitsluiting van deelname aan volgende PP-tochten.

De specifieke veiligheidsregels per vaargebied: